Hoewel A. normani niet zo sterk seizoengebonden is als b.v. Nothobranchius-soorten, is er in de natuur wel degelijk sprake van een beperkte levenscyclus. De Duitser F. Frohlich concludeerde na
een aantal reizen naar Gambia dat er een jaarlijkse cyclus valt waar te nemen. In het begin van de regentijd verspreiden de vissen zich over het ondergelopen land om massaal voor de voortplanting
te zorgen. In de droge tijd worden de jonge vissen teruggedrongen in een beperkt aantal beekjes. In die periode worden de populaties flink uitgedund. Als de regentijd weer begint, zijn de
overgebleven vissen volwassen en klaar voor de voortplanting, waarmee de cirkel compleet is. De levensverwachting voor A. normani ligt in de natuur tussen de 14 en 16 maanden. In het
aquarium worden de dieren aanzienlijk ouder. De Delftenaar Jan van Oosten verzorgde een schooltje A. normani ruim 4 jaar in zijn gezelschapsaquarium en er zullen ongetwijfeld nog wel oudere
exemplaren bekend zijn.
Het verspreidingsgebied is zeer groot. A. normani wordt aangetroffen langs een groot deel van de Afrikaanse westkust van Senegal tot en met Kameroen. Het spreekt dan haast voor zich dat de
variatie in kleur tussen de verschillende populaties aanzienlijk is. De grondkleur is bij alle diere.n zilverachtig.
De vrouwen hebben afgeronde, kleurloze vinnen; de mannen zijn duidelijk herkenbaar aan de verlengde vinstralen aan rug en aarsvinnen. De rug-, aars- enstaartvin van de mannen kunnen zeer fraai
gekleurd zijn. Afhankelijk van de vindplaats zijn deze vinnen grijsachtig, geel, bruin of rood van kleur. Sommige populaties zijn uniform gekleurd; andere tonen allerlei kleurvarianten. Beide
geslachten hebben in het bovendeel van de ogen een sterk
iriserende zone die meestal blauw is maar ook groen kan zijn. Bij jonge vissen tot en met enkele weken oud is deze zone roodbruin van kleur.
Wisselende watercondities worden met succes doorstaan, waarbij vermeld moet worden dat A . normani soms voorkomt met Aplocheilichthys
spilauchen en net als deze soort bestand is tegen hoge zoutconcentraties. In een artikel van Berkenkamp (1984) wordt zelfs geschreven dat deze soort
een rigoureuze overgang van zoet naar zout water overleeft.
Over de kweek kunnen we kort zijn. Een bak met water, een kweekmop, een schooltje A. normani erin en eieren rapen. Ik heb eens twee paar in een kweekbak gezet waarvan ik in een week tijd ruim 200
eieren had. Een aantal eieren beschimmelde en een paar jongen overleefden de eerste dagen niet. Het uiteindelijke resultaat was toch nog 160 lampjes. De eieren zijn tot 1,5 mm groot, wat niet
gering is voor zo'n klein visje (3-4 cm). Bij een temperatuur van 26°C komen de eieren binnen 10-11 dagen uit. De jongen zijn dan 4 mm lang. De opfok verloopt niet snel maar gaat wel gestaag
door. Denk in dit verband aan de jaarlijkse cyclus! Dankzij de probleemloze kweek is A. normani een soort waar je weer op terug kunt vallen als de kweek met andere vissen niet wil lukken. Een
ander groot voordeel is dat je nooit met jongen blijft zitten, wat volgens mij het ergste is dat je als kweker kan overkomen.
A. normani is een makkelijke eter. Aan de naar boven gerichte bek kun je zien dat in de natuur een groot deel van het voer van het wateroppervlak wordt gepakt. Dat geldt trouwens voor veel
vissen. Alles, wat op het water valt, kan eetbaar zijn. Omdat vissen constant op voedseljacht zijn, wordt alles gepakt. Dat betekent dat naast insekten en ander dierlijk voedsel ook ander voer,
dat in het water terechtkomt, gegeten wordt, b.v. vruchten en zaden.
Veel aquarianen vinden het al geweldig als zij hun vissen watervlooien geven i.p.v. vlokkenvoer. Zij vergeten gemakshalve dat in de natuur de vissen veel meer variatie wordt voorgeschoteld,
variatie die in veel gevallen onontbeerlijk is voor een goede groei en voor de kweek. Anders gezegd, niet de hoeveelheid maar de kwaliteit van het geboden voer telt. En er zijn voldoende
mogelijkheden om meer gevarieerd te voeren. Het slootvoer biedt meer dan alleen
watervlooien. De enige selectie, die u moet toepassen, betreft beestjes met grijp klauwen of haken omdat dat rovers zijn. Overigens kunt u deze beesten nogal dieronvriendelijk met een pincet de
kop indrukken en aan grote vissen geven. Op deze wijze verhuizen ook alle insekten, die mijn kweekkamer binnenvliegen of -wandelen, naar liefhebbers in de diverse aquaria.